Speciaal voor Beek als Bron schreef Hans Tentije in 2008 het gedicht Beekzang. Tentije sloot met zijn Beekzang aan op de Beeckzangh van Vondel. Deze 17de eeuwse dichter schreef rond 1624 dit gedicht voor Katherine, de dochter van Laurens Baeck, de toenmalige eigenaar van landgoed Scheijbeeck.
Beekzang
Het binnenduin is ruigte en verstuiving, de grijszwarte takken
van de dorens laten hun bessen rijpen voor spreeuwen en kraaien, een stel
kapmeeuwen probeert luid krijsend een indringer
uit hun territorium te verjagen, als tussen laag struweel
het hartsverlangen opwelt, de drang
die murmelend, stamelend zijn weg landinwaarts zoekt –
daarginds, even voorbij het vroegere Rooswijk
ontspringt zo de Scheijbeeck, vrij meanderend in het begin, maar verderop
gewetenloos rechtgetrokken – ik herinner me
de imposante oude boerderij aan het eind van de Bosweg
wanneer je van Wijk aan Zee kwam, de put
op het erf, het gekletter van emmer en ketting soms
ook die bedoening moest, samen met vele hectaren ongerept
landschap, plaats maken voor weer nieuwe koud-
of warmbandwalserijen, in mijn slaap valt het klaphek dat er stond
af en toe hard achter mij dicht –
moeilijk, onmogelijk bijna, je nu nog een voorstelling
te maken van hoe het ooit geweest is toen onder eendere wolkenluchten
hier de eerste buitens werden aanbesteed, de lustoorden
met hun waranden en dreven, ommuurde moestuinen, volières
en oranjerieën, hoe baltsende pauwen bij Holland
op zijn Smalst hun staartveren waaiervormig, grootogig spreidden
generaties later gaan hun schorre kreten in het geraas
van de Velserweg, van ontzaglijke goederentreinen verloren, het verschiet
werd nietsontziend geschonden – waar het water
weide en geestgrond, armoede en rijkdom, buurtschappen
uit elkaar hield, is ten slotte alleen
de beek trouw aan zijn omgeving gebleven
en nog altijd kan hij niet van het leven scheiden –
net zomin als jij of ik
Hans Tentije september 2008
Beekzang is opgenomen in zijn dichtbundel Als het ware, (uitgeverij De Harmonie, 2010)